De bewoners beleven op prettige wijze dat ze nog volop meetellen in de maatschappij, terwijl de wijk door de aanwezige faciliteiten naar binnen wordt geleid.
In de dorpskern van Prinsenbeek is een woonzorgcentrum gerealiseerd met een zeer gevarieerd aanbod van woonruimtes en voorzieningen voor ouderen met zorg. De herbestemming en invulling van het relatief grote terrein op deze centrale locatie is in nauw overleg met gemeente, zorgleverancier, buurtcomité en omwonenden tot stand gekomen. De verschillende woonvormen worden weerspiegeld in een verscheidenheid aan volumes en variaties in uitstraling.
Het nieuwe woonzorgcentrum in Prinsenbeek biedt ruimte voor diversiteit in zorg. Het woonzorgcentrum staat in een afwisselende omgeving. Aan de ene zijde van het terrein bevindt zich de drukte op de Markt en in de Hoofdstraat, aan de andere zijde, is er rust op het kerkhof met veel groen.
Een aantal verschillende nieuwe maar ook gerenoveerde panden biedt onderdak aan bewoners met oplopende zorgzwaarte. In de driekamerappartementen wordt niet alleen lichte zorg geboden, er wordt ook in drie woongroepen met elk acht cliëntkamers specifieke zorg verleend. Juist hier beleven de bewoners van het woonzorgcentrum op een prettige manier dat ze nog volop meetellen in de maatschappij terwijl de wijk, door de aanwezige faciliteiten, naar binnen wordt geleid.
Gedurende het ontwikkelproces verwierf de opdrachtgever het oude raadhuis en een deel van het klooster die in het plan zijn geïntegreerd. Deze zijn intact gelaten met een goede overloop van ‘oud naar nieuw’. Om dit tot uitdrukking te laten komen in de materialisering, is flink gestudeerd op de keuze van de bakstenen. Deze heeft in Prinsenbeek namelijk een specifiek karakter. De stenen van de oude muur van het kerkhof en die van het klooster zijn de basis geworden om ‘oud en nieuw’ als één geheel te kunnen blijven ervaren.
Door de betrokkenheid van de architect en het respect voor de historisch bebouwing is het nieuwe woonzorgcentrum omarmd door de gemeenschap van Prinsenbeek.
Fotografie: Rob van Esch