In de architectuur van het Nederlands Paviljoen verwijst een industrieel vervaardigd space frame naar de opbloei van de Nederlandse industrie in de jaren 60 van de vorige eeuw
De wereldtentoonstelling die in 1967 in Montreal werd gehouden, was de eerste Expo na de Tweede Wereldoorlog op het Amerikaanse continent. Met 62 deelnemende landen en meer dan 50 miljoen bezoekers wordt de Expo 67 gezien als een van de succesvolste wereldtentoonstellingen van de 20e eeuw. Wout Eijkelenboom – een van de grondleggers van EGM architecten – tekende het ontwerp van het Nederlandse paviljoen.
De Nederlandse inzending voor de EXPO 67 moest gezien de industriële opbloei van de jaren zestig het beeld van Nederland als industrieland uitdragen. In de architectuur van het paviljoen komt dit tot uitdrukking in het uit industrieel vervaardigde onderdelen bestaande ‘space frame’, dat dient als omhulling van een aantal op verschillende hoogteniveaus gelegen volumes. In de oorspronkelijke opzet fungeerde het half transparante doek als afsluiting van het frame.
Vanwege de extreme temperatuurverschillen ter plaatse werd echter gekozen voor gesloten isolerende wanden in de vorm van sandwichpanelen. Een speciaal ontwikkelde aluminium knoop vormt als verbindingsschakel een essentieel onderdeel van de uit aluminium staven opgebouwde buisconstructie. Een kubus met een ribmaat van drie voet en een diagonale verbinding vormt de basismodule.
Binnen in het ‘space frame’ bevindt zich een aantal zaken die door middel van roltrappen met elkaar verbonden zijn. Aan het einde van de lusvormige routing komt de bezoeker in een zaal met wijds uitzicht over de St. Lawrence-rivier en de stad. Dit 14 meter uitkragende volume reikt als het ware vanaf Ile Verte naar de rivier toe.
In het paviljoen was onder meer een maquette te zien van het zojuist ontworpen Deltaplan. Vertegenwoordigd was ook een ‘typisch stukje Nederland’, in de vorm van een tableau van houten dijkhuisjes, met topgevels, een molen, ophaalbrug en lammetjes in de weide.