‘De opgave lijkt simpel: ga op de stoel zitten van degene die een gebouw gaat gebruiken. Maar het is best moeilijk om een scherp beeld te krijgen van wat zich in een steeds minder helder hoofd afspeelt. En mensen met dementie zijn bovendien niet de enige gebruikers.’
Het is het mooist als mensen hun levenspad zo gewoon mogelijk voortzetten.
Kleinschalige oplossingen in woonkernen scheppen daarvoor een goede voedingsbodem. Zeg maar: bewoners zijn toevallig verhuisd, in de buurt, je kunt er als vanouds een kopje koffie doen, samen een rondje lopen. Maar kleinschaligheid is geen wondermiddel. Als er in het dorp of de familie geen sociale samenhang is, verandert dat niet in één klap.
Een gebouw moet al gauw veertig jaar of langer mee. Ook in de zorg. Opdrachtgevers, architecten en bouwers moeten een zo gezamenlijk mogelijke kijk ontwikkelen op wat nodig is, nu en later. Dat vraagt om verbeeldingskracht, om in alternatieve scenario’s kunnen denken, om betrokkenheid bij de gebruikers. Het is een zegen als de vraag naar een gebouw voortkomt uit een duidelijke visie. Dan heb je iets om je tanden in te zetten. SVRZ had indertijd zo’n visie. Die hebben ze levend gehouden. Dat kun je tot op de dag van vandaag merken.
Wij, ontwerpers van gebouwen, zijn buitenstaanders. Bij voorkeur betrokken buitenstaanders, maar we verlenen de zorg niet. Evenmin runnen we de organisatie. We bekijken, beoordelen en faciliteren. Bij mensen met dementie is onze huisvestingsopgave vooral het bieden van een zo normaal en herkenbaar mogelijke omgeving. Bij kleinschaligheid komt dat bijna automatisch in de buurt: huiskamer, keuken, een soort gezinsverband.
Het interview is onderdeel van het boek 'groot en juist klein in ouderenzorg' in opdracht van SVRZ.
Lees het volledige interview in de hiernaast beschikbare pdf.