Lichte interventie

Ingrepen aan dit monument

Met de introductie van een patiokap over het voormalige binnenhof ontstaat 360 m2 extra vloeroppervlak. Door een deel van de oudbouw op de bovenste laag te verwijderen, kan de overkapping zonder veel extra voorzieningen worden aangebracht, en is de ingreep beperkt. Het oudste gebouw van het Radboud universitair medisch centrum in Nijmegen is na een transformatie begin 2014 weer in gebruik genomen.

Gebouw A is begin jaren '50 gebouwd en kort voor de renovatie aangewezen als gemeentelijke monument. Het verpleeggebouw is omgevormd tot een kantoorgebouw voor de ziekenhuisstaf met een personeelsrestaurant op de begane grond en een nierdialyseafdeling met eigen entree aan de achterkant. In de ruimte onder de nieuwe glazen patiokap ligt het centrale restaurant. Het zeven verdiepingen tellende Gebouw A is opgebouwd als een carré rond een binnenhof. Aan de noordzijde bevindt zich de entree met monumentale trap. In de jaren '60 is het complex aan de noordzijde uitgebreid waardoor het gebouw via een tussenlid aansluit op een centrale, logistieke as en daarmee is verbonden met de overige gebouwen. De overige zijden hebben twee beuken met daartussen een gangbeuk die rondgaat op elke verdieping. De vloer- en balkenstructuur rust op betonkolommen en is gemaatvoerd volgens de traditionalistische principes van de Bossche School. Dat betekent massieve kolommen op relatief korte afstand van elkaar.

 

De betonconstructie is volledig in het werk gestort, zelfs de kappen. Ingrepen De ingrepen aan de buitenzijde zijn beperkt omwille van de monumentenstatus. De grote ingrepen met constructieve consequenties zijn vanafbuiten gezien aan het zicht onttrokken. Deze betreffen het vergroten van de technische ruimtes, het herinrichten van de patio, de overkapping en het herinrichten van het tussenlid naar de centrale as. Het openwerken van de gevel aan de noordzijde zorgt voor een betere visuele en organisatorische verbinding met de centrale as. Lastig tijdens ontwerp en uitvoering is het gebrek aan informatie over de hoofddraagconstructie en met name de wapening. Daarom zijn uit alle verdiepingvloeren betonkernen geboord om de vloeropbouw te bepalen. Onderzoek naar de wapening in vloeren, balken en kolommen wordt echter te kostbaar geacht. Dit wordt ondervangen door de nieuwe constructies uitsluitend af te steunen op de aanwezige kolommen: de afmetingen zijn namelijk zo ruim dat rekentechnisch geen of weinig wapening nodig is. Het verwijderen van een deel van de betonnen kap (voor het vergroten van de technische ruimte) levert de nodige gewichtsreductie op ter compensatie van de extra belasting uit patiokap en grotere technische ruimte. Er is veel installatieruimte nodig om het gebouw klimatologisch aan de huidige eisen te laten voldoen.

Uitgangspunt

De oorspronkelijke installatieruimte onder de kappen op de 6e verdieping biedt onvoldoende mogelijkheden. Door de binnenste kap te slopen ontstaat ruimte, die weer is overkapt met een lichte constructie van stalen halfportaaltjes en prefab houten dak panelen. De positie van de portaaltjes is afgestemd op de positie van de kolommen van de hoofddraagconstructie. Waar dat niet mogelijk is, zijn onderslagbalken gebruikt. Op de betonnen randbalk rust ook de staalconstructie van de kap. De betonbalk zelf wordt niet belast omdat ook de kolommetjes van de kap boven de kolommen van de hoofddraagconstructie staan. Belangrijk uitgangspunt bij het ontwerp is het beperken van de profielafmetingen van de kapconstructie (19,5x18,7 m). Een aantal varianten is onderzocht waaronder een sheddakconstructie, die afvalt omdat die niet voldoet aan de benodigde transparantie. Uiteindelijk wordt er voor gekozen om een nagenoeg vierkante kap over twee diagonalen te overspannen met een gebog